In de wereld van hondentraining en opvoeding wordt regelmatig gesproken over dominantie en de dominantietheorie. Maar wat houdt dit nu precies in?
De dominantietheorie gaat ervan uit dat honden roedeldieren zijn die behoefte hebben aan een sterke leider. Probleemgedrag zou dan ook ontstaan omdat de hond de eigenaar niet als roedelleider ziet. Door gebrek aan leiderschap van de eigenaar zou de hond de leiding willen nemen.
Gedragingen die onder andere als dominant gezien worden zijn: op bed of op de bank willen liggen, eten pakken, bestijgen/rijgedrag, blaffen, grommen, als eerste door de deur gaan, trekken aan de lijn, etc.
De oplossing voor dergelijke problemen zou dan liggen in een agressieve benadering door de eigenaar. Dankzij de dominantietheorie zijn de afgelopen jaren vele honden volkomen verkeerd begrepen en hebben eigenaren (vaak met alle goede bedoelingen en op advies van professionals) emotioneel en fysiek pijnlijke correctiemethoden toegepast.
Denk aan: honden op hun rug leggen, nekvel grijpen, knijpen in de zij, correcties geven met een sliplijn (strop), eten of andere waardevolle bronnen afpakken of de hond langdurig negeren. Deze technieken zijn extreem schadelijk voor het welzijn van de hond en kunnen leiden tot agressie, herplaatsing en in het ergste geval euthanasie. Ook kan het leiden tot aangeleerde hulpeloosheid. Dit is een toestand van extreme emotionele stress waarin de hond het als het ware opgeeft. Hierdoor lijkt het te werken. De hond stopt immers met het gedrag, maar er is niets gedaan met de oorzaak van het gedrag.
De oorsprong van de dominantietheorie gaat terug naar de jaren 40. Zoöloog Rudolph Schenkel bestudeerde destijds het gedrag van een groep wolven in een dierentuin. Er was sprake van agressie en conflicten tussen deze wolven en er werd een strikte hiërarchie waargenomen. Deze observaties beschreef Schenkel in het artikel “Expressions Studies on Wolves” (1947). Deze studie zorgde ervoor dat het begrip “alfa wolven” ontstond. Wolven in roedels zouden vechten om dominantie en de winnaar van die gevechten werd aangeduid met de term: alfa wolf.
Later, in de jaren 70 werd zijn visie overgenomen door David Mech, onderzoeker en stichter van het International Wolf Centre. Omdat honden afstammen van wolven, werd de dominantietheorie dé verklaring voor honden gedrag. Gevolg: de nadruk kwam te liggen op de baas zijn, leiderschap en fysieke correcties.
Wat de dominantietheorie doet wankelen, is dat de onderzoeken enkel gedaan zijn bij wolven in gevangenschap. Dieren in gevangenschap leiden een heel ander leven dan dieren in de vrije natuur. Er is beperkte ruimte waardoor soort specifiek gedrag niet mogelijk is.
Dieren in gevangenschap worden door mensen uitgekozen en bij elkaar in verblijven gezet. Ze beschikken dus niet over de mogelijkheid om hun eigen roedel te kiezen en ze worden niet altijd op verantwoorde wijze met elkaar geïntroduceerd. Naast ruimtegebrek kan er ook sprake zijn van te weinig essentiële bronnen zoals slaapplaatsen, eten en drinken. Dit alles leidt tot stress en stress leidt tot conflicten.
David Mech, de onderzoeker die het dominantiemodel als verklaring voor het gedrag van wolven op de kaart heeft gezet, heeft in de jaren 80 al laten weten dat hij fout zat en er géén sprake is van een dominante hiërarchie bij wolven.
Uit onderzoek wat gedaan is bij wolven in het wild, blijkt dat wolven een sociale structuur hanteren gebaseerd op familiebanden, harmonie en altruïsme. Er wordt geluisterd naar de oudere leden van de familie omdat zij meer ervaring hebben, niet omdat zij agressief of dominant gedrag vertonen. Eten wordt gedeeld en indien mogelijk krijgen pups en zwangere teven als eerste te eten. Wanneer jonge wolven zo’n twee jaar oud zijn, verlaten zij de roedel om hun eigen gezin te stichten.
Daarnaast kun je jezelf afvragen of we honden en wolven wel 1 op 1 met elkaar kunnen vergelijken. Honden zijn namelijk geen wolven en jaren van domesticatie hebben ervoor gezorgd dat bepaalde eigenschappen van de wolf verloren zijn gegaan en nieuwe eigenschappen bij de hond zijn ontstaan.
Conclusie: de dominantietheorie is een fabel én al lang achterhaald. Honden zijn conflict vermijdende dieren die niets liever willen dan in harmonie met ons samenleven. Ze zijn niet bezig met het plannen van het overnemen van ons huishouden of de wereld. Honden worden niet dominant als ze bij ons op de bank of op bed mogen. Honden vinden dit vaak prettig omdat zij vanuit hun natuur graag wat hoger ligger en liever in gezelschap slapen. Als jij dit als begeleider gezellig vind, helemaal prima. Jouw huis, jouw regels. Heb je dit liever niet, ook prima, zorg dan voor voldoende andere (hogere) slaapplaatsen zodat je toch tegemoet komt aan deze natuurlijke behoefte.
Gedragingen zoals uitvallen, bestijgen, aan de lijn trekken of grommen, zijn vaak uitingen van stress. Wat honden dan nodig hebben is begrip en een begeleider die hen helpt om de oorzaak aan te pakken. Niet nog meer stress als gevolg van (fysieke) correcties.
Liefs, Margot
Boekentip:
John Bradshaw – Dit is de hond
Barry Eaton – Dominantie feit of fictie
Deze blogpost is met liefde en zorgvuldigheid geschreven door Margot Tiemessen, Indigo Hondenwelzijn. Het delen of verspreiden van deze informatie zonder bronvermelding is niet toegestaan.